1. Actueel
  2. De werking van DNA kan veranderen door jeugdtrauma’s

De werking van DNA kan veranderen door jeugdtrauma’s


Er is een verband tussen (epi)genetische factoren en het meemaken van ingrijpende jeugdervaringen. Dit blijkt uit het recente promotieonderzoek van Judith Ensink. Wat zijn de belangrijkste conclusies van dit onderzoek? En wat zegt zij over de mogelijkheid over het herstellen van deze trauma’s?

De werking van DNA kan veranderen door jeugdtrauma’s

Ensink onderzocht de impact van ingrijpende gebeurtenissen op jonge leeftijd. Denk daarbij aan gebeurtenissen als het meemaken van een ernstig ongeluk of bijvoorbeeld een schietpartij. Maar ook langdurige blootstelling aan ingrijpende omstandigheden, bijvoorbeeld wanneer kinderen opgroeien in een onveilige omgeving en te maken hebben met (seksueel) geweld, verwaarlozing of een oorlogssituatie.

Kinderen die dit meemaken hebben een verhoogd risico op psychische en lichamelijke problemen. Echter, de mate waarin mensen deze problemen ontwikkelen kan verschillen. Sommige mensen ervaren sneller of intenser de gevolgen, anderen blijven veerkrachtig en hebben in mindere mate last van het meemaken van stress en ingrijpende gebeurtenissen. Ensink deed onderzoek bij 984 Amsterdamse kinderen. 34% van hen maakte al één of meer ingrijpende gebeurtenissen mee. Naast emotionele en gedragsproblemen rapporteerden ongeveer 14% van de kinderen symptomen die passen bij een posttraumatische stress stoornis. Ensink: ‘Dit kenmerkt zich door het vermijden van gedachten of situaties die aan de gebeurtenis doen denken, het ervaren van herbelevingen, en het verhoogd alert voelen (bijvoorbeeld  prikkelbaar, schrikachtig en slecht kunnen slapen). Daarnaast zien we bij kinderen met PTSS ook vaak dat zij negatieve gedachten en gevoelens hebben.’

Epigenetica en veerkracht

Ensink: ‘Epi-genetica gaat over hoe omgevingsinvloeden (zoals blootstelling aan stress) een verandering kunnen veroorzaken in de werking van erfelijke factoren (ons DNA). Epi-genetische veranderingen bepalen hoe ons lichaam ons DNA gebruikt. Om dit iets beter te begrijpen is het relevant om te weten dat al onze lichaamscellen allemaal hetzelfde DNA bevatten. Het DNA bevat genen die bepalen hoe de cel moet functioneren.  Onze omgeving bepaalt welke genen worden gebruikt in een cel. Welke genen “aangezet” worden en welke “uitgezet” worden. De omgeving heeft daarmee invloed op hoe onze cellen zich gedragen. Het kan daarmee bijvoorbeeld bepalen welke stresshormonen een cel aanmaakt en hoeveel.’

Vervolgens heeft Ensink in kaart gebracht welke epigenetische veranderingen kunnen ontstaan als gevolg van blootstelling aan stressvolle omstandigheden. ‘We vonden inderdaad verschillen op celniveau tussen de groepen, en ook associaties met genetische varianten die iemand gevoelig maken voor het ontwikkelen van PTSS.’

Positieve factoren

Vervolgens onderzocht Ensink of er ook veranderingen op celniveau te zien waren nadat kinderen een behandeling ontvingen die gericht was op het verminderen van de PTSS klachten. De gedachte hierbij was dat niet alleen negatieve omgevingsfactoren van invloed zijn op hoe ons DNA in een cel wordt afgelezen (met alle gevolgen van dien), maar ook positieve (of herstellende) omgevingsfactoren. ‘Ondanks dat het een relatief kleine groep deelnemers betrof, en we voorzichtig moeten zijn met het trekken van conclusies zagen we dat het herstel na behandeling gepaard ging met veranderingen op celniveau. Deze veranderingen waren geassocieerd met de afgifte van het stresshormoon cortisol. En de aanmaak van cortisol heeft een positieve functie.’

Conclusies

De bevindingen in dit proefschrift onderschrijven het belang van preventie, met name bij groepen kinderen die opgroeien onder stressvolle omstandigheden. Ook kun je concluderen dat het van groot belang is om psychische en lichamelijk problemen tijdig in kaart te brengen in deze groepen. Tevens  laten de resultaten zien dat vervolgens een passende behandeling noodzakelijk is. Niet alleen voorkomt dit veel leed op de korte termijn, mogelijk kan het ook op latere leeftijd een verschil maken, omdat continue blootstelling aan stress hiermee voorkomen kan worden, en als gevolg hiervan cellen weer anders gaan functioneren, mogelijk zelfs gezonder.

Meer achtergrondinformatie