Gemeenten scholen eigen medewerkers in meldcode kindermishandeling 

‘Iedereen die bij ons contact heeft met burgers, doet mee’

Gemeenten hebben een rol in het voorkomen en stoppen van kindermishandeling. Dat betekent dat ze niet alleen externe partners controleren op hun kennis van de meldcode kindermishandeling en huiselijk geweld, maar dat ze ook zelf aan de bak moeten. In de gemeente ’s-Hertogenbosch werd dit grootscheeps aangepakt. Beleidsmedewerker Wil Saenen: ‘De medewerkers leren onder andere signalen herkennen. Vanuit de afdeling participatie waren er al meteen vijf medewerkers die vermoedden dat er bij een gezin iets niet goed zat.

De gemeente ’s-Hertogenbosch besloot als vervolg op het programma ‘Geweld hoort nergens thuis’ de aanpak van kindermishandeling structureel in de eigen organisatie te verankeren. ‘Daarom hebben we alle medewerkers in het sociale domein die met burgers in aanraking komen, geschoold in de meldcode’, vertelt Wil Saenen. Zij is als beleidsmedewerker belast met regionaal beleid huiselijk geweld en kindermishandeling.

Scholing is volgens haar onontbeerlijk voor wie kindermishandeling in zijn gemeente wil tegengaan. ‘Een papiertje ophangen dat je met de meldcode werkt, is niet genoeg. Mensen kijken bij signalen toch vaak het liefst de andere kant op, omdat ze niet goed weten hoe ze dit moeten aanpakken. Daarom is de meldcode ook opgezet: zodat professionals die een vermoeden hebben, weten wat ze moeten doen en zorgvuldig zullen handelen. Waarbij het uiteindelijke doel natuurlijk is dat er zo vroegtijdig mogelijk een gesprek komt, of hulp voor het gezin, zodat erger voorkomen wordt.’

Verplichte meldcode

Volgens de wet moeten gemeenten een advies- en meldpunt voor huiselijk geweld en kindermishandeling (Veilig Thuis) inrichten. Zij moeten kindermishandeling signaleren en stoppen, en expertise in huis hebben van de verschillende vormen van geweld. Daarbij hoort ook dat alle organisaties in de gezondheidszorg, onderwijs, kinderopvang, maatschappelijke ondersteuning, jeugdhulp en justitie de meldcode in hun organisatie moeten implementeren, en hun medewerkers hierin scholen.

‘We staan er als gemeenten vaak niet bij stil dat die scholingsverplichting ook opgaat voor de eigen medewerkers’, zegt Saenen. ‘We geven bijvoorbeeld de GGD opdracht om de kinderopvang te controleren op scholing van de meldcode, maar als gemeenten moeten wij onszelf controleren.’

‘Schulden kunnen leiden tot stress, en stress verhoogt de kans op mishandeling. Het is belangrijk dat onze medewerkers daar sensitief op worden’

Sensitiever worden

De gemeente 's-Hertogenbosch heeft de scholing in de meldcode verplicht gesteld voor haar medewerkers in de schuldhulpteams, leerplichtteams, de Wmo en participatie. ‘Zij komen in aanraking met risicogroepen’, legt Saenen uit. ‘Zij weten of er bijvoorbeeld schulden zijn, of kinderen niet naar school gaan, de meubels zijn weggehaald of dat er geen geld is voor schoenen. Schulden kunnen leiden tot stress, en stress verhoogt de kans op mishandeling. Het is belangrijk dat onze medewerkers daar sensitief op worden.’

Daarnaast werden alle wijkteammedewerkers van de gemeente, die per definitie bij risicogroepen over de vloer komen, geschoold. Dit gebeurt met de online scholing van Augeo Foundation. Saenen: ‘Het was een succes, want 86 procent van onze medewerkers heeft ze inmiddels gevolgd.’

Twee protocollen

De gemeente ’s-Hertogenbosch ontwikkelde twee protocollen meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling; eentje voor de wijkteams en eentje voor de overige medewerkers. Om het stappenplan van de meldcode in hun organisatie toe te passen, moest precies afgesproken worden wie wat doet.

Om die protocollen en het bijbehorende online proces zo gebruiksvriendelijk mogelijk te maken, werden een gedragswetenschapper en een specialist in casuïstiek betrokken. ‘Het proces wordt ondersteund door Zorgned, een programma waar alle wijkteams al mee werken. Bij een vermoeden van kindermishandeling kunnen zij dat proces zelf doorlopen’, verwacht Saenen. ‘Medewerkers die dat programma niet hebben, kunnen samen met een van onze speciaal aangestelde aandachtsfunctionarissen het proces doorlopen.’ Die aandachtsfunctionarissen zijn door de wol geverfd, kunnen collega’s inspireren en zijn bedreven in casuïstiek, aldus Saenen. ‘Zij weten hoe je huiselijk geweld en kindermishandeling bespreekbaar maakt.’

Scholing

De wijkteammedewerkers volgden een online maatwerkcursus van Augeo voor wijkteammedewerkers; alle andere medewerkers volgden een algemene meldcodecursus. Daarnaast konden de medewerkers kiezen uit aanvullende trainingen en materialen zoals ‘Communiceren over geweld’, ‘Samen leren van calamiteiten’, ‘Gezinsprofielen’ en een ‘Gesprekshandleiding’

Alle medewerkers van de wijkteams, schuldhulpverleningsteams en leerplichtteams doorlopen de verplichte scholing.

Om te zorgen dat de scholing beklijft, ontwikkelt het team kwaliteit momenteel nog extra (fysieke) trainingen over de meldcode en gespreksvoering, die jaarlijks zullen worden gegeven. Het is nog te vroeg om te zeggen wat de nieuwe werkwijze zal opleveren, maar de eerste voortekenen zijn gunstig. ‘Nadat we een presentatie hadden gegeven voor onze participatie-medewerkers (die gaan over de bijstand), waren er meteen vijf medewerkers die meenden signalen te hebben gezien. Ze zeiden: volgens mij is er bij deze cliënt iets aan de hand; hoe gaan we nu verder aan de hand van de meldcode?’, vertelt Saenen. ‘Ze mailden onze aandachtsfunctionarissen op hun centrale mailadres en konden daar terecht om de signalen en eventuele vervolgstappen te bespreken.’

Belang van intern draagvlak

Om iedereen mee te krijgen in de scholing, werden alle niveaus betrokken. Eerst werden informatieve berichten op het intranet geplaatst. Samen met de managementteams en de directeuren van de verschillende afdelingen maakten de projectleiders een plan van aanpak. Daarna legden ze hun plannen voor aan de afdelingshoofden. Saenen: ‘Sommigen hadden aanvankelijk weinig met het onderwerp, maar raakten toch overtuigd. Zij brachten ons in contact met de teamleiders, waar medewerkers zich voor trainingen konden opgeven, die hen zo nodig ook achter de broek konden zitten de training te volgen. Zo kwamen we steeds dieper in de organisatie.’

Wat ook handig is, vindt Saenen: dankzij het online proces, dat binnenkort in gebruik wordt genomen, zal precies te zien zijn welke stappen gevolgd zijn, hoeveel adviesaanvragen en meldingen er gedaan worden en in hoeveel van de gevallen er ook echt iets aan de hand is. ‘Ik denk dat we daardoor vanaf eind dit jaar informatie kunnen genereren over inzet van de meldcode om zo een vinger aan de pols te hebben. Dat zal ons helpen om bewust te blijven van de problematiek. En vooral om te zorgen dat er hulp en steun komt in de gezinnen die dat nodig hebben.’

Tekst: Annette Wiesman

Wil Saenen

Katja van de Meent