Aanpak huiselijk geweld

Verwaarlozing van onderwijs: is dat kindermishandeling tijdens een lockdown?

Stichting KidsRights rekent het in de nieuwste kinderrechtenmonitor de Nederlandse overheid zwaar aan dat tijdens de coronacrisis schoolsluitingen zijn verlengd om ouders thuis te houden. Een gevolg zou toename van kindermishandeling zijn, naast de weerslag op de mentale gezondheid van veel kinderen. Op social media barst de discussie los: Kun je tijdens een lockdown “verwaarlozing van onderwijs” wel kindermishandeling noemen? Er werd toch niet meer gemeld? Bovendien, de overheid maakte toch noodopvang mogelijk? In dit artikel een aantal kanttekeningen bij deze discussie.

Verwaarlozing van het onderwijs; is dat kindermishandeling tijdens een lockdown?

Kindermishandeling in gezinnen waar al eerder geweld was gemeld

Verwey-Jonker deed in opdracht van Augeo Foundation tijden de eerste lockdown een onderzoek onder een bijzondere groep gezinnen: gezinnen die een jaar voorafgaand aan de lockdown gemeld waren bij Veilig Thuis vanwege geweld in het gezin. In ruim de helft van de gezinnen rapporteerden ouders en kinderen tijdens de lockdown veel en ernstig geweld. Daar bij gaat het om gemiddeld 22 geweldsincidenten op jaarbasis of om ernstig geweld bijvoorbeeld met wapengebruik.

Dit geweldsniveau verschilt niet van gezinnen die even lang geleden gemeld waren, maar geen lockdown meemaakten. Ouders en kinderen noemen, ondanks het aanwezige geweld, zowel positieve als negatieve ontwikkelingen in relatie tot de lockdown: sommigen hebben het gevoel nader tot elkaar te komen, anderen voelen juist gezinsstress oplopen. Ieder gezin heeft een eigen corona-verhaal. Duidelijk is ook dat in het merendeel van deze eerder gemelde gezinnen tijdens de lockdown nog steeds dringend hulp nodig was vanwege voortdurend geweld.

Kindermishandeling volgens signalerende professionals

De Universiteit Leiden deed ander onderzoek. Zij vroegen professionals uit het onderwijs en de kinderopvang om zorgelijke opvoedsituaties gedetailleerd te beschrijven. Net als in het vorige onderzoek, beoordeelden experts deze beschrijvingen met strenge criteria op kindermishandeling. Geen ontbijt vanwege armoede noemen onderzoekers “onvrijwillige verwaarlozing” en geen kindermishandeling. Een patroon waarin ouders, bijvoorbeeld vanwege hun verslavingsgedrag, structureel geen moeite doen om hun kind te voeden, is wél kindermishandeling. Uit het onderzoek bleek dat onderwijsprofessionals tijdens de lockdown over tweemaal zoveel kinderen als voorheen, kindermishandeling beschreven.

Doorgetrokken naar heel Nederland zou dit betekenen dat er tijdens de lockdown over ruim 40.000 kinderen zorgen waren over situaties van kindermishandeling. Een verdubbeling. Slechts 8,6% betrof een vermoeden dat volgens de informanten nieuw is ontstaan tijdens de lockdown. Zo’n 35% van de vermoedens bestond al voor de lockdown en bleef gelijk. In de helft van alle gevallen (50,0%) bleek een zorgelijke situatie voor de lockdown al te bestaan, maar te zijn verergerd. In een kleine 3% ging het om zorgelijke gezinssituaties die verbeterden tijdens de lockdown.

Verwaarlozing van onderwijs: is dat wel kindermishandeling tijdens een lockdown?

De verdubbeling van zorgen over kindermishandeling tijdens de lockdown betrof vooral getuige zijn van partnergeweld en “verwaarlozing van onderwijs”. Wanneer kinderen getuige zijn van geweld tussen hun ouders/verzorgers, is dat voor hen even schadelijk als wanneer zij zelf geslagen worden door hun ouders. Deze vorm van kindermishandeling is door professionals zo’n tweemaal zoveel als voorheem vermoedt. In de discussie over wat kindermishandeling genoemd kan worden tijdens een lockdown, roept het getuige zijn van partnergweld niet zozeer verwarring op.

Maar bij de waargenomen forse stijging van “verwaarlozing van onderwijs” ontstaan vraagtekens. Heet het nu kindermishandeling als een puber tijdens een lockdown zijn online lessen niet volgt? Nee. Ook hier geldt er met strenge criteria door de onderzoekers is gekeken naar de beschreven situaties. Zo gaat het bijvoorbeeld om (1) een patroon van minstens 5 dagen per maand spijbelende afwezigheid van een kind die door ouders bewust wordt toegestaan én (2) ouders door professionals bewust zijn gemaakt van het probleem én (3) waarbij ouders geen inzet tonen het probleem mee aan te pakken vanuit een tekort aan bezorgdheid over het welzijn van het kind. Ouderlijke inzet met een gebrek aan resultaat, is geen verwaarlozing. Een patroon van een gebrek aan ouderlijke inzet en interesse voor de onderwijsnoden en het welzijn van hun kind, is waar het bij de onderzoeksdefinitie van pedagogische verwaarlozing om gaat. En bij ‘aanwezigheid van bijzondere redenen’ wordt het ook geen kindermishandeling genoemd als ouders in gebreke zijn om zorg te dragen voor onderwijskundige noden van een kind.

Dat juist deze vorm van verwaarlozing meer is gesignaleerd tijdens een lockdown verbaast niet. Meer dan ooit is een appèl gedaan op ouderlijke inzet en betrokkenheid bij de onderwijsnoden van hun kind. In 90% van de gesignaleerde situaties gaat het om gezinnen waarover een leerkracht of pedagogisch medewerker al zorgen had. Bijvoorbeeld omdat armoede, werkeloosheid en een chronische ziekte de ouderlijke draagkracht al danig op de proef stelden. De extra draaglast van de lockdown deed de balans van een zorgelijke opvoedsituatie omslaan naar een situatie die het welzijn en de veiligheid van een kind bedreigt en die onderzoekers dan kindermishandeling noemen. De voor ouders beladen term “kindermishandeling” maakt hier vooral duidelijk dat een signalerende professional nu ontwikkelingsschade vreest of waarneemt bij het kind.

Belemmering van goede hulp

Professionals en onderzoekers gebruiken de beladen term kindermishandeling voor steeds meer situaties, ouders doen dit niet. Dit belemmert het zoeken en bieden van goede hulp.

De vrees dat bijvoorbeeld spijbelgedrag zomaar gelabeld kan worden als kindermishandeling,reflecteert de ontwikkeling dat onderzoekers en hulpverlenende professionals steeds meer potentieel schadelijke opvoedsituaties “kindermishandeling” zijn gaan noemen. Dit past bij wetgeving die kindermishandeling omschrijft als het (niet) handelen van ouders, waarbij schade dreigt of is ontstaan voor het kind. Het past ook bij groeiende evidentie dat getuige zijn van partnergeweld of een vechtscheiding kinderen op eenzelfde manier beschadigt als fysiek geweld tegen een kind. Maar het uitdijen van de beladen term past niet bij de beleving van ouders: zij bezien kindermishandeling nog vooral als fysiek geweld of seksueel misbruik, wat “slechts” 22% vormt van de situaties die de prevalentiestudie onder kindermishandeling definieert. Dit geeft stof tot nadenken over de kloof die tussen ouders, hulpverleners en onderzoekers ontstaat bij het gebruik van verzameltermen als “kindermishandeling” in de media.

Los van de terminologie staat mijns inziens vast: álle gezinnen die volgens de Leidse prevalentiestudie kindermishandeling meemaakten tijdens de eerste lockdown, hebben sociale steun en vaak ook professionele gezinshulpverlening nodig, om dreigende of al ontstane schade voor kinderen te keren. Ook al is in theorie de extra gezinsdruk vanwege de opgeven lockdowns nu van de ketel, duidelijk is dat in 90% van de gezinnen de balans zodanig kwetsbaar is dat onderwijsprofessionals bij een extra belasting van het gezin zoals tijdens de lockdown, schade vrezen voor het kind. Uiteraard geldt hetzelfde voor de gezinnen die in het recente verleden gemeld zijn bij Veilig Thuis, zoals uit onze studie met Verwey Jonker sprak.

Hoe zit het met de meldingen bij Veilig Thuis

Als leerkrachten en kinderopvangwerkers dubbel zoveel zorgen hebben over kindermishandeling, waarom hebben zij dan niet twee maal zoveel meldingen gedaan bij Veilig Thuis? Het aantal meldingen bij Veilig Thuis is tijdens deze eerste lockdown niet sterk gestegen. Nederland kent dan ook (gelukkig) geen meldplicht. Bij zorgen over kindermishandeling hebben leerkrachten en kinderopvangorganisaties eerst de opdracht om hun zorgen met ouders en kinderen te bespreken. Daarna wegen zij af of melden noodzakelijk is en/of hulp georganiseerd kan worden. Een ingewikkelde zin, die in ieder geval ruimte laat om hulp te organiseren in allerlei niet-acute en niet chronische kindermishandelingssituaties. Nu er dubbel zoveel verwaarlozing lijkt te zijn gesignaleerd en tegelijkertijd het aantal meldingen niet is toegenomen, hoop ik vooral dat er dan dubbel zoveel steun en hulp is geboden. Maar cijfers daarover zijn nauwelijks te achterhalen….

Wie treft blaam: ouders, overheid, onderwijs?

Uit deze twee onderzoeken spreekt dat tijdens de eerste lockdown bij tienduizenden ouders en kinderen het water zodanig aan de lippen stond dat de veiligheid en het welzijn van kinderen is bedreigd: de definitie van kindermishandeling.

Slechts 1750 kinderen in het primair onderwijs en 2900 in het voortgezet onderwijs maakten tijdens deze eerste lockdown gebruik van de noodopvang voor kwetsbare kinderen, aldus Minister Slob in het kamerdebat van april 2020. Lang niet alle gezinnen in nood hebben dus gebruik gemaakt van deze mogelijkheid. Bovendien waren laagdrempelige vormen van gezinshulpverlening tijdens de lockdown moeilijker toegankelijk, mede omdat deze professionals geen “essentieel beroep” vormden.

De overheid is volgens het Kinderrechtenverdrag primair verantwoordelijk voor de bescherming van kinderen tegen geweld en verwaarlozing, juist als hun ouders hiertoe onvoldoende in staat zijn. Dat dit tijdens lockdowns onvoldoende is gerealiseerd, ondanks ieders inspanningen hiertoe, maakt de verantwoordelijkheid voor het herstel van schade (artikel 39 van hetzelfde Kinderrechtenverdrag) alleen nog maar groter. Met het Nationaal Onderwijsprogramma is steun en herstel voor kwetsbare gezinnen nog niet gerealiseerd; hierbij ligt de focus immers op de leerachterstanden en de sociaal-emotioneel ontwikkeling van enkel het kind.

Het “goede nieuws” van de Leidse studie is eigenlijk dat leerkrachten en kinderopvangwerkers zeer goed in beeld hebben welke gezinnen zodanig onder druk staan of hebben gestaan, dat de onderwijsnoden van hun kind ernstig in het gedrang kwamen en/of dat hun kinderen getuige zijn (geweest) van geweldssituaties thuis. Het is meer dan ooit zaak dat deze “gesignaleerde” kinderen en ouders steun ervaren in hun omgeving en dat zij hulp ontvangen om dreigend geweld en verwaarlozing te stoppen en achterliggende problemen aan te pakken. Zodat hun kinderen aan leren en ontwikkelen toekomen. Want ouders en kinderen zullen ook veerkrachtig blijken wanneer zij sociale steun in hun dagelijkse omgeving ervaren en goede hulp krijgen.

Met een jeugdhulpsector die zwaar lijdt onder financiële tekorten, wachtlijsten en reorganisaties, is dit een grote maatschappelijke uitdaging. Een minister voor Kind & Ouders zou een goed begin kunnen zijn bij het schrijven van een nieuw hoofdstuk waarin verschillen in onderwijskansen en gezinsproblemen meer in onderlinge samenhang worden bezien en aangepakt.

screenshot verwaarlozing van onderwijs is dat kindermishandeling tijdens de lockdown?
Prevalentieschattingen op basis van gelijke informantengroepen tijdens de lockdown en de NPM-2017 (met 84% betrouwbaarheidsintervallen).

Meer over de aandacht voor verwaarlozing? 

Verwaarloosde kinderen worden niet alleen door hun ouders, maar vaak ook door professionals over het hoofd gezien. Lees ons uitgebreide Augeo Magazine waarin wij ingaan op de aanpak van verwaarlozing. Hoe kun je het herkennen? En wat kun je als professional doen om ernstige schade bij kinderen te helpen voorkomen?

Lees Augeo Magazine special